DE LAATSTE KEER

In de terminal sprak ik een vrouw, die omringd door koffers zat te wachten. Ze vertelde dat ze op reis ging naar Portugal. Ik zei dat ik luchthavenpastor ben. Toen kwam er een heel verhaal over haar gezondheid. Ze had allerlei kwalen, en had daarom ook veel medicijnen bij zich. Sommigen moesten met een injectie worden toegebracht, en daarom zou haar zoon meegaan, om haar daar mee te helpen. Hij was nu even een kopje koffie halen. Ze zei dat ze al vaak in Portugal geweest was, en daar altijd erg genoten had. Maar dit was waarschijnlijk de laatste keer. Met met haar gezondheid zou het alleen maar verder achteruit gaan. Daar kwam de zoon al met de koffie. Ik heb hen een heel goede reis gewenst, en dat ze mooie en goede herinneringen mee terug zouden nemen. Als je op reis bent, ligt je leven onder een vergrootglas. Het wordt sterk duidelijk, wat je nog wel en niet kan, en wat je gezondheid wel of niet toelaat. Dat het de laatste keer is, wordt scherp gevoeld. En daarmee ook het einde aan de mogelijkheid om te reizen, het einde aan je goede gezondheid, de vergankelijkheid van
dit leven. Het wensen van een goede reis, en een behouden thuiskomst, krijgt zo een dubbele betekenis.
Mirjam van Nie